zaterdag 20 januari 2018

Gedichtenpad bovenbouw


1) Stoelen opvang













Stoelen
Wie had ooit gedacht dat een warme hals een leuning zou worden,
en poten die zo graag rennen en dansen tot vier rechte stelten zouden verstijven.
Vroeger waren stoelen mooie, bloemen etende dieren.
Ze hebben zich echter te makkelijk laten temmen
en nu vormen ze de laagste soort van viervoeters.
Ze zijn hun weerstand en moed kwijt. Zijn alleen geduldig.
Hebben nooit iemand vertrapt, nooit iemand meegesleurd.
Ze zijn zich zeker bewust van hun verspilde leven.
De vertwijfeling van stoelen openbaart zich in hun gekraak.

Zbigniew Herbert

Herbert, Z. (1999). Verzamelde gedichten. Amsterdam: uitgeverij De Bezige Bij.

Muzische activiteit: Leerlingen vormen per twee een gekke compositie met hun eigen lichaam en een stoel waarbij ze allebei de stoel moeten aanraken.

2)  Raampje aan de kleuterspeelplaats






















Het noteboompje
Schooljuffrouw Barbara Brasem-en-Bot
plantte een nootje muziek in een pot,
drukte de aarde voorzichtig wat aan,
heeft toen een gieter vol water gedaan,
sproeide zo goed ze maar sproeien kon,
zette de pot voor het raam in de zon.
Spoedig ontkiemde de noot. (’t Was een mi).
Boven de grond kwam een boompje en zie,
iedere tak kreeg een lichtgroene loot,
elk van die lootjes dat droeg weer een noot.
Do’tjes en la’tjes, een ré en een fa -
‘Kinderen, kijk eens! Hij doet het! Hoera!’
Nu is het boompje geweldig gegroeid.
Soms pakt de juffrouw een schaartje en snoeit
hier een triooltje bij, dààr nog een as,
soms komt de wind door het raam in de klas,
dan speelt hij zacht op de boom in de pot
mars en mazurka, wals en gavotte.

Diet Huber

Van Coillie, J., Bertrams, J. (ill.) (1990). Kom maar dichter. 200 gedichten voor kinderen. Averbode: Uitgeverij Altiora.

Muzische activiteit: Leerlingen verklanken met instrumenten de muziek die de boom zou maken.

3)  Vuilnisbakken


















Schoolleven
Al bij het ontwaken
van de eerste zonnestralen
kijkt het bord naar de stoelen
die één voor één wakker worden.
De speelplaats wordt
plots opgeschrikt
door enkele
pruttelende jongens.
Eén minuut voor het tijdsein
stormen de leraars de klas in,
beginnen krijtjes te krijsen,
pennen te dansen en stoelen te puffen.
De pennen dansen tango’s
op het zuchten van de stoelen,
krijtjes worden met gezaag van de leraars
begraven in vuilnisbakken.
En na tientallen doden
en tientallen dansen
druipen honderden af,
groot en klein, dik en dun.

Benjamin Denayer

Reynders, B., Dendooven, G. (1994). Strikjes in de struiken. Gedichten door kinderen. p.46. Leuven: Davidsfonds/infodok.

Muzische activiteit: Leerlingen brengen het gedicht tot leven brengen. Enkele leerlingen zijn zonnestralen, iemand stelt het bord voor, enkele leerlingen zijn stoelen, enkele jongens zijn de pruttelende jongens, enkele leerlingen zijn leraars, enkele leerlingen zijn krijtjes en enkele leerlingen zijn pennen. Er worden een tiental leerlingen aangeduid die zullen ‘sterven’ en een tiental die zullen dansen. Nadien druipt iedereen af. De vuilnisbakken waar de leerlingen bij staan worden mee betrokken in het gedicht. De leerlingen beelden uit wat er volgens hen in het gedicht gebeurt terwijl de leerkracht of een leerling het gedicht voorleest.

4) Fietsenstalling leerkrachten

















Gelezen in de krant
Vandaag gelezen in de krant:
een bij op een herenfiets
kreeg een lekke band,
zij botste op een slak
die leed aan reumatiek
en alzo haar knieën brak.
Een sportvlieg had een gebroken been
en daarom vroeg ze aan iedereen:
Wie heeft een been te leen?
Nu kan ze niet meer springen:
ze krijgt nu hoogtevrees…
En dat voor een sportievelinge!

Nele de Clippeleir

Reynders, B., Dendooven, G. (1994). Strikjes in de struiken. Gedichten door kinderen. p.122. Leuven: Davidsfonds/infodok.


Muzische activiteit: Leerlingen maken per twee of drie een stiftgedicht.
OG: Blader door de krant tot je ergens een zin, of zelfs maar één woord of letter, vindt dat je raakt. Je hoeft daarvoor zelfs niet echt te lezen. Als je de klanken ervan mooi vindt, is dat ook goed! Omcirkel dit woord/deze passages/deze letters met je stift. Kijk vervolgens of je vanuit dat woord naar enkele andere woorden kan springen, waarmee je het begin van het gedicht kan maken. Alles dat je wil gebruiken omcirkel je! Blijf heel vrij in de verbindingen die je maakt. Uiteraard mag je naar woorden gaan zoeken die in je hoofd zitten om op het vorige te laten volgen. Maar blijf evengoed openstaan voor heel andere richtingen die het stiftgedicht kan uitgaan. Pas als jullie vinden dat je gedicht af is, doorstreep je de rest.

5)  Vakjes van de leerkrachten
 





















Huiswerk
Ik moet me concentreren,
wil ik die vier kwijtraken,
mijn proefwerk heel goed leren
en ruim voldoende maken.
Daar ligt onze poes weer te maffen,
die hoeft uit geen boek iets te weten.
Mijn moeder zal haar nooit straffen,
al komt ze te laat met het eten.
Ze gaat door het luikje naar buiten,
hoeft nooit een rapport te vrezen.
De school kon naar mij fluiten,
als ik een poes zou wezen.

Fetze Pijlman

Van Coillie, J., Bertrams, J. (ill.) (1990). Kom maar dichter. 200 gedichten voor kinderen. p.71. Averbode: Uitgeverij Altiora.

Muzische activiteit: Leerlingen bedenken een andere titel voor het gedicht die ook passend is.

6)  Afwasmachine leraarskamer













Afwasmachine
Adieu, messen en vorken, ik was jullie nooit meer af.
Het is uit tussen ons. Geen toegewijd leuteren meer
tussen zachte doeken, ik stop jullie als lastige kindertjes
in een crèche, ik ben blij dat ik jullie heb,
o, ik zou jullie niet willen missen! maar nooit
meer zullen jullie als bekenden door mijn handen gaan,
Handenbindertjes! Voortaan zijn jullie vaat.
Hoor eens, we moeten redelijk zijn, het gaat niet aan
die conversaties na het ontbijt, hoe was de pap,
maakte het ei erg vlekkerig, is er niet al te hard
op je gebeten en was de rabarber verfrissend?

En het douwderideine lepeltje mijn deukje mijn
klein fijn mongooltje, moet jij ook door de molen?

O grote opscheplepel worden je kinderen nu voortaan
zonder aanzien des persoons door het water geslagen?

Wij moeten niet kinderachtig zijn. Warme sopjes
hebben hun tijd gehad. De wereld eist ons op
voor gewichtiger zaken. Mijn persoonlijkheid
bijvoorbeeld, moet nog ontplooid. Dat
kan natuurlijk niet met jullie, of met de kopjes.

Judith Herzberg

Herzberg, J. (1994). Doen en laten. Een keuze uit de gedichten. Amsterdam: Uitgeverij Maarten Muntinga bv. i.s.m. Uitgeverij G.A. van Oorschot en Uitgeverij De Harmonie.

Muzische activiteit: Leerlingen vouwen een servet zo creatief mogelijk.

 7)  Parking ouders/leerkrachten


 








Wonen
In hutten en huizen heb ik gewoond,
in kubussen en in onwijze tonnen
en tussen de bloemen heb ik gewoond.
Aan de rand van de manchet van de zee,
in het luisterende oor van een berg
en tussen de bloemen heb ik gewoond.
Op de platte borst van het vlakke land,
in een waterstad, in een kelder vol drank
en tussen de bloemen heb ik gewoond.
Waar is dat? Dat is daar waar
licht in korte snikken neervalt
en regen zich innestelt met
zachte tikken in het vruchtbare land.

Hans Andreus

Jochems, T., Segers, G. en Quaeyhaegens (ill.) (1989). Ik voel me wat bijzonder. Gedichten voor tieners. p.30. Leuven-Den Haag: Infodok.

Muzische activiteit: Leerlingen schetsen de omtrek/schaduw van hun droomwoning op zwart papier met tekenpotlood of een wit potlood en knippen deze vervolgens uit. De uitgeknipte vormen worden nadien naast elkaar gelegd op de speelplaats. Zo krijg je eigenlijk de schaduw van de droomwijk van de leerlingen. De leerkracht trekt er een foto van.

8)  Ingang refter

















Boterham met pindakaas 
Ik zing voor jou dit lied, van een koninklijke dwaas
die lapte de wereld aan zijn laars
hij hield maar van één ding en dat was:
een boterham met pindakaas.

Zijn scepter en zijn gouden kroon
zijn koningsmantel en prachtige troon
alles was plakkerig en bruin
van die boterhammen met pindakaas.

Zijn onderdanen waren allemaal dom en vet
want er stond geschreven in de wet:
op school mag je maar één ding leren
hoe je een boterham met pindakaas moet smeren.

De koning liet malse biefstukken staan
hij gaf geen snars naar taart of banaan
en hij sprak tot de hofkok: jongeman
maak mij nog eens een extra dikke pindakaasboterham!

En toen op een dag nam hij een fikse hap
en zijn kaken zaten op elkaar geplakt
hij kon zelfs niet kauwen alles zat vast
aan zijn laatste boterham met pindakaas.

Zijn broer trok en zijn zuster wrikte
de tovenaar rukte en zijn moeder snikte:
'Het is met mijn zoon gedaan, helaas
hij sterft aan zijn laatste boterham met pindakaas!'

De lijfarts kwam en zuchtte zwaar
de tandarts nam een tang en schaar
maar de kaken zaten muurvast op elkaar
door die ellendige boterham met pindakaas.

De loodgieter en de timmerman
die gingen met beitels en hamers aan de gang
en de brandweerman haalde een slang
maar niets hielp tegen die boterham met pindakaas.

Ze probeerden met olie zijn kaak te verhitten
maar ook met stoom ging het niet losser zitten
en de koningin zuchtte verbitterd:
dat komt nou van al die boterhammen met pindakaas.

En toen gebruikte het volk zijn kracht
ze trokken naar twee kanten uit alle macht
(hey hup, hey hup, hey hup)
met trekkers en kranen tot diep in de nacht
aan de koppige boterham met pindakaas.

Elke jongen, elk meisje, man of vrouw
haalde een haak, een kabel of touwen ze trokken en trokken en... oh wat nou?
er zat beweging in die boterham met pindakaas!

Een stofwolk, een schreeuw en toen een krak
's konings kaak opende zich met een klap
en ach... zijn stem klonk nog wat zwak
toen hij zijn eerste woorden sprak:
Nu lust ik best een boterham met pindakaas.

Shel Silverstein

Van Coillie, J., Bertrams, J. (ill.) (1990). Kom maar dichter. 200 gedichten voor kinderen. p.150. Averbode: Uitgeverij Altiora.

Muzische activiteit: Leerlingen maken een tekening van hun favoriete fragment uit het gedicht.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten